Door Joram Schollaardt
In het prachtige, met marmer en goud ingelegde Koninklijk Instituut voor de Tropen, gelegen aan de Amsterdamse Mauritskade, word ik ontvangen door Anne Scheltema Beduin. Ze is de directeur van Transparency International Nederland (TI-NL). Met veel van haar buitenlandse collega’s houdt ze zich bezig met lobbyen en de vraag op welke manier dit het best plaats kan vinden. In 2016 publiceerde TI Ierland de Responsible Lobby Guide. Vanmiddag interview ik haar over haar visie op verantwoord lobbyen, haar appreciatie van de huidige staat van de Nederlandse lobby en de rol die de overheid zou moeten spelen.
‘Voor mij is lobbyen hetzelfde als integer lobbyen. En dat valt dan in aantal elementen uiteen. Ten eerste dat je consistent bent. Ten tweede dat je transparant bent over namens wie je lobbyt bijvoorbeeld. Ten derde, dat je eerlijk bent. Dat je niet liegt en bij de waarheid blijft. Dit is ook verbonden aan consistentie. Ten vierde, stakeholdermanagement. Het gaat verder dan verantwoord lobbyen. Je moet namelijk breder dan je eigen organisatie kijken en ook je maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de impact die je op anderen hebt. De overheid moet verantwoord lobbyen mogelijk maken. Dit betekent onder andere gelijke toegang. Niet alleen voor mensen die een eigen telefoonlijn naar Mark Rutte hebben, maar gelijke kansen voor iedereen die wil beïnvloeden.’
Hoe zou de overheid dit kunnen faciliteren, vraag ik. Scheltema Beduin: ‘Allereerst door heel transparant zijn over de wegen die naar de overheid leiden. Dus over de procedures die er zijn. En de wijze waarop de overheid inspraak van burgers faciliteert. En dat dan ook voor iedereen gelijk toepassen. Wij zijn bijvoorbeeld uitgenodigd als expert voor een Parlementaire ondervraging in de Tweede Kamer over fiscale instructies. Heel bijzonder. Maar hoe zijn wij gekozen?’ De overheid zou hierover meer openheid moeten geven, vindt Scheltema Beduin. ‘Laat als overheid het proces zien. Ik heb er niks op tegen dat VNO-NCW vaak aan tafel zitten, zij spreken nu eenmaal namens veel organisaties. Daar is niks mis mee. Maar als je transparant en duidelijk bent over de objectieve eisen die je stelt, dan is het helder waarom jij niet bent gekozen en drie anderen wel. Het is veel beter te begrijpen en bijvoorbeeld ook aan te vechten. Het is op dit moment maar gokken en hopen.’
Dan de staat van de lobby in Nederland. Scheltema Beduin vindt het moeilijk hier een appreciatie van te geven. ‘Want er zijn veel verschillende manieren waarop er gelobbyd wordt. Dit komt omdat het niet gereguleerd is. Ik denk dat er het een en ander mis is. Er zijn bijvoorbeeld niet-transparante banden tussen bedrijfsleven en onderzoekers. Denk aan energie en industrie. Een lobbystandaard ontbreekt nog in Nederland. Ik zeg niet dat regulering het antwoord is, dat is juist de vraag. Het debat dat met regulering gepaard gaat, kan wel bijdragen aan het lobbyklimaat.’
Tot nu toe is er weinig gereguleerd. Lobbyen lobbyisten hiertegen? ‘Dit doen ze op de achtergrond. Voor de bühne zeggen veel lobbyisten dat ze regulering prima vinden, of zelfs toejuichen. Maar waarom duurt het dan zo lang? Tegelijkertijd weet ik dat er bij de overheid ook een bepaalde tegenwerking is op dit gebied. Ze denken dat zij door regulering heel veel extra dingen moeten regelen en doen.’
Oud-PvdA-Kamerleden Lea Bouwmeester en Astrid Oosenbrug dienden in 2015 de initiatiefnota ‘Lobby in Daglicht’ in. In reactie hierop heeft Plasterk een afkoelperiode van twee jaar ingesteld voor ministers en staatssecretarissen. ‘Een mooie eerste stap. Tegelijkertijd zijn er erg veel mogelijkheden om ervan af te wijken. Het is lang niet breed genoeg, hoge ambtenaren hebben bijvoorbeeld ook ontzettend veel macht. Er is een stap gezet, maar het is niet genoeg. Maar dat zullen wij ngo’s altijd blijven zeggen. Je wilt ook voorkomen dat je altijd maar negatief blijft. Het geeft een beetje hoop.’
Over ngo’s gesproken, zijn er wat betreft lobbyen verschillen tussen de aanpak van ngo’s en bedrijven? ‘Ja, ik denk dat bedrijven veel beter georganiseerd zijn op het gebied van lobbyen. Grote ngo’s kunnen met de professionele lobbyisten meekomen, maar kleinere ngo’s slaan de plank soms volledig mis. Je hebt ook gewoon veel middelen nodig om te lobbyen.’ Scheltema Beduin ziet bij ngo’s ook nog een ander probleem. ‘Ngo’s vinden vaak dat wat zij doen goed is en dat het daarom geen lobbyen heet. Daar valt nog veel te winnen. Dit geldt ook voor bedrijven die zeggen niet te lobbyen. Of mensen die voorzitter zijn van een belangenclub, maar ontkennen lobbyist te zijn. Dat is best wel schokkend.’
Gelukkig kunnen we hier wel iets aan doen. ‘We moeten niet langer om de definitiekwestie heen blijven draaien. Zeg niet langer dat je gesprekken voert. Je beïnvloedt, dat is lobbyen. Een onderzoek publiceren of een advertentie plaatsen, het is allemaal lobbyen. Niks gebeurt per ongeluk. Transparantie vooraf is niet helemaal haalbaar, maar achteraf moet alles transparant zijn.’
In Nederland valt nog veel te verbeteren. Kunnen we leren van andere landen? ‘We zitten als Nederland een beetje in het midden. Via de Wet Openbaarheid Bestuur kan je veel informatie krijgen. En we hebben enige vorm van zelfregulering via de BVPA, de Beroepsvereniging voor Public Affairs. Maar al met al is het niet al te best. Er zijn landen die veel transparanter zijn, ook is er in sommige landen een specifieke lobbywet of een lobbyregister. Je moet alle maatregelen wel in samenhang bekijken, als je het ene – bijvoorbeeld een register – wel doet en het andere – bijvoorbeeld een gedragscode – niet, heeft het weinig zin.’
Scheltema Beduin ziet dat we in Nederland wel over lobbyen discussiëren, maar dat er weinig concrete acties uit voortkomen. ‘Af en toe wordt er verwezen naar de inititatiefnota van Bouwmeester en Oosenbrug, de Volkskrant en het NRC schrijven ook stukken, maar uiteindelijk komen we niet verder dan de waan van de dag. Zolang we niet dezelfde definities hanteren, blijven we langs elkaar heen praten. Het wordt tijd dat we over concrete maatregelen gaan praten’.
Anne Scheltema Beduin (1984) is sinds 2013 werkzaam als Executive Director van Transparency International Nederland. Ze was tot en met 2015 tevens werkzaam als docent Internationaal Publiekrecht aan de UvA. Hiervoor werkte Anne als advocaat bij Böhler advocaten. Zij was als advocaat onder andere betrokken bij de Srebrenica-zaak, de Rawagedeh-zaak en de zaken van Milieudefensie en Nigeriaanse boeren tegen Shell.