Het is de derde dinsdag van september en dat betekent niet alleen de jaarlijkse hoedjesparade, maar ook de bekendmaking van de financiële plannen van het kabinet. Het is een uitzonderlijk jaar, waarin we niet alleen te maken hebben met een demissionair kabinet en aankomende verkiezingen. De VVD en BBB hebben gezamenlijk namelijk 32 zetels: een uniek smalle basis. Dit aantal ligt ver weg van de 76 benodigde zetels voor een meerderheid.
Bij een demissionair kabinet past een beleidsarme Miljoenennota, en dat is dan ook wat we zien dit jaar. Extra geld wordt uitgetrokken voor ‘urgente problemen’ -lees: de stokpaardjes van de coalitie (defensie, stikstof)- of om de oppositie te pacificeren (de onderwijskansenregeling, de jeugdzorg). We zien verder echter weinig ambitieuze beleidswijzigingen. Traditiegetrouw wordt er in een verkiezingsjaar bij een begroting ook veel ‘zoet’ uitgedeeld. Mensen moeten de budgettaire wijzigingen vooral niet in hun portemonnee voelen. Ook dit herkennen we terug dit jaar: zo wordt de korting op brandstofaccijns weer een jaar verlengd en wordt de bezuiniging op het OV uitgesteld. Voor dit kabinet blijft het bij de zoete broodjes; een volgende minister van Financiën mag de rekening betalen. De beoogde bezuinigingen die de uitgaven van dit kabinet moeten dekken, staan pas voor latere begrotingsjaren gepland.
Daarom richten we ons in deze blog niet alleen op de beleidsarme begroting van Schoof I, maar doen we ook een voorspelling gericht op de periode na 29 oktober. De behandeling en stemming van de verschillende begrotingswetten vindt namelijk pas na de verkiezingen plaats, met een nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer. Grote kans dat zij deze begrotingsbehandelingen willen aangrijpen om hun eerste stempel op het beleid te drukken.
De theorie van de natuurlijke meerderheden
We hebben het in eerdere reacties op de verkiezingen vaak gehad over de theorie van natuurlijke meerderheden. Deze theorie komt erop neer dat de uitkomst van de coalitieonderhandeling rond een bepaald onderwerp vrijwel altijd overeenkomt met de natuurlijke meerderheid in het parlement en de senaat. Kortom: welke voorstellen in de verkiezingsprogramma’s kunnen op een meerderheid rekenen?
In onderstaande blog doen wij daarom een voorspelling over wat u kunt verwachten van deze begrotingsbehandelingen op basis van de verkiezingsprogramma’s. We verwachten tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen al een voorproefje te zien van de op handen zijnde coalitievorming. Partijen zullen veel aandacht besteden aan het CDA: op dit moment een magere 5 zetels in de Tweede Kamer, maar een rising star in de peilingen. Ook zullen we blokvorming zien van partijen die samenwerken aan voorstellen om te laten zien dat zij een kansrijke toekomstige coalitie zijn.
Welke begrotingswijzigingen verwachten we na de verkiezingen op basis van de verkiezingsprogramma’s?
Een voorzichtig scenario begint zich al af te tekenen: oppositiepartijen zijn eensgezind in de boodschap dat de huidige situatie geen vertraging op mag leveren en dat 2026 geen ‘verloren begrotingsjaar’ mag worden. Timmermans (GroenLinks/PvdA) liet bij Buitenhof al een klein proefballonnetje op met zijn voorstel om meteen na de verkiezingen een begrotingsakkoord te sluiten. Zijn speerpunten? Investeringen in woningbouw, verduurzaming van de economie, een hoger nettoloon, internationale solidariteit en genoeg geld voor onderwijs en politie.
Jetten (D66) heeft een soortgelijk lijstje: tien nieuwe steden bouwen, onderwijs op maat voor iedereen, betaalbare en schone energie van eigen bodem, een slimme en groene economie, en de gezondste generatie ooit.
Bontenbal (CDA) geeft aan dat “partijen van tevoren niet allerlei blokkades moeten opwerpen” of “teveel fratsen met de miljoenennota moeten uithalen” maar ziet wel dat er “op het gebied van woningbouw iets moet gebeuren na de verkiezingen.”
Yeşilgöz zet een eigen lijstje op X: “De problemen oplossen waarvan Nederlanders wakker liggen. Zorgen dat we mensen veilig houden in deze onzekere wereld. Maar ook zorgen voor rust in hun portemonnee en lage belastingen. Een sterk Nederland betekent ook een sterke economie. Met al die ondernemers die bruisen van de ideeën. Alles wat we kunnen doen om onze economie te laten groeien en ons land sterker en veiliger te maken.”
Op basis van de verkiezingsprogramma’s durven we onze handen wel in het vuur te steken dat de volgende onderwerpen en maatregelen voorbij zullen komen bij de behandeling van de begrotingen:
- Grip op de woningcrisis: Van links tot rechts zien we in alle programma’s een pleidooi voor meer overheidsingrijpen op de woningmarkt. De VVD wil met sturing vanuit het Rijk dertig nieuwe woonwijken bouwen, D66 tien nieuwe steden. GroenLinks/PvdA wil het grootste investeringsprogramma in decennia. Het CDA en verschillende partijen met hen pleiten voor een ‘wijkje’ of een ‘buurtje’ erbij, in plaats van het vorig jaar geopperde ‘straatje’. Een maatregel die we terugzien in bijna alle verkiezingsprogramma’s is een ‘Rijksgrondbank’ om grondspeculatie door investeerders tegen te gaan. We verwachten ook dit idee zeker terug te gaan zien bij de behandelingen.
- Werk moet lonen: Waar in 2023 de meeste partijen de mond vol hadden van ‘bestaanszekerheid’ is in 2025 het adagium ‘werk moet lonen’. Hiervoor begint zich een natuurlijke meerderheid af te tekenen (VVD, GroenLinks/PvdA, CDA), hoewel de route hiernaartoe nog wel verschilt.
- Groene industrie: De natuurlijke meerderheid voor het afschaffen van de nationale CO2-heffing werd bij het uitkomen van de Miljoenennota al verzilverd. Een trend die we terugzien in de verkiezingsprogramma’s is het idee om Nederland aantrekkelijker te maken voor bedrijven, door bijvoorbeeld geen nationale koppen boven Europese (duurzaamheids)regels te stellen. Een voorstel waar zich al een voorzichtige meerderheid (CDA, VVD, GroenLinks/PvdA) voor aftekent, is de nationale investeringsbank om het Nederlands concurrentievermogen te verbeteren.
Scenario’s coalitievorming
Op basis van de huidige peilingen zien we mogelijkheden voor de volgende coalities. We hebben de kansrijkheid van deze coalities ingeschat en vervolgens aangegeven in percentages. We zijn daarbij uitgegaan van de aanname dat partijen een meerderheidskabinet zullen nastreven met zo min mogelijk partijen. Ook hebben we rekening gehouden met een meerderheid in de Eerste Kamer.
- Het Middenkabinet: Deze coalitie bestaat uit CDA, VVD, GroenLinks/PvdA en D66. Volgens de huidige peilingwijzer heeft het een krappe meerderheid van gezamenlijk ± 76 zetels. In de Eerste Kamer heeft deze coalitie net geen meerderheid (35 zetels), daarom zou het nog interessant kunnen zijn om Volt of de ChristenUnie te betrekken. In dit scenario gaan we ervan uit dat de partijen vasthouden aan hun toezegging om niet met de PVV in zee te gaan, óf dat het CDA of GroenLinks/PvdA de grootste wordt.
We achten dit scenario het meest kansrijk met 50% kans.
- Wilders I: Deze coalitie, bestaande uit PVV, VVD, CDA, JA21 en BBB, heeft gezamenlijk ± 84 zetels: een ruime meerderheid. In de Eerste Kamer heeft deze coalitie 35 zetels, net geen meerderheid. In dit scenario gaan we ervan uit dat de PVV de grootste wordt en dat CDA en VVD toch met deze partij gaan regeren. Dat zou het verloochenen van eerdere beloften betekenen, en dus de nodige uitleg vergen.
We geven dit scenario 25% kans.
- De VVD-fantasie: Deze coalitie, die erop gericht is om zowel Wilders als Timmermans uit te sluiten, bestaat uit de VVD, JA21, BBB, D66 en CDA. Gezamenlijk hebben zij ± 64 zetels maar – peilingen palingen – dus wellicht veranderen deze aantallen nog. In de Eerste Kamer is dit een interessante combinatie met 37 zetels.
We achten dit scenario minder kansrijk: 15%.
- De Droom van progressief Nederland: Deze coalitie, die erop gericht is om zowel Wilders als Yesilgöz uit te sluiten, bestaat uit GroenLinks/PvdA, CDA, D66, Volt, ChristenUnie, SP en PvdD. Samen zijn deze partijen goed voor ± 77 zetels, en 37 zetels in de Eerste Kamer. Daar zou het dus een minderheidskabinet zijn. Een precaire situatie, want het vergt deelname van veel kleine partijen.
We achten dit scenario minder kansrijk: 10%.