Wie een beetje thuis is in de lokale politiek weet dat er veel inspraakmogelijkheden zijn voor inwoners. Wanneer de gemeente een project voorbereid krijgen omwonenden en belanghebbenden bijvoorbeeld de kans om mee te praten over het ontwerp. Ook zien we dat mensen de weg weten te vinden naar het gemeentehuis om in te spreken bij commissie- of raadsvergaderingen.
Ruimte genoeg om je mening te laten horen, zou je denken. Toch wringt er iets. Er wordt namelijk niet evenredig gebruik gemaakt van de participatiemogelijkheden. Het zijn vaak dezelfde mensen die de weg naar en binnen het stadhuis weten te vinden. Vaste belangenorganisaties als wijkverenigingen, bomenbonden, fietsersorganisaties of sportclubs zijn vanouds het aangewezen orgaan om de belangen van hun leden te vertegenwoordigen, juist ook richting de lokale politiek.
Minder georganiseerde belangengroepen ontstaan vaak als gevolg van een ad hoc probleem. Een sportveld dreigt bebouwd te worden, een winkelstraat krijgt een ander bestemmingsplan of werkzaamheden aan een verkeersader dreigen de bereikbaarheid aan te tasten. Op zulke momenten krijgt de zogenaamde ongeorganiseerde belangenbehartiging in potentie de ruimte om zich te laten horen, maar het ontbreekt hen vaak aan ervaring, kennis en connecties op het stadhuis om succesvol in actie te komen.
In het plotseling opdoemen van zo’n probleemsituatie zit ook een zekere voorspelbaarheid. Men kan het namelijk maar over weinig dingen volledig eens zijn: conflicten zullen dus altijd opdoemen. Slechts een klein deel van de lokale bevolking zal zich publiekelijk uit laten over de kwestie, waardoor ook de ongeorganiseerde belangenbehartigers ‘bekenden’ worden. Of je nu twitter-feeds bekijkt, commentaren onder nieuwsartikelen leest of naar de inspreekmomenten in de gemeenteraad kijkt, de kleine groep ‘stamgasten’ van het stadhuis zijn gemakkelijk te herkennen.
Alhoewel het te bejubelen valt dat er gebruik gemaakt wordt van deze participatiemogelijkheden, kan je je voorstellen dat de belangenafweging bij een meer gelijke verdeling van behartiging ‘eerlijker’ zou uitvallen. De crux zit blijkbaar in de assertiviteit van de burger. De mogelijkheid je belang te behartigen is er, nu moet alleen de burger die stap nog zetten. Of ligt er een grotere taak voor gemeenten om de mogelijkheden breder bekend te maken? Met andere woorden: bij wie ligt de verantwoordelijkheid om het stamgastenbestand evenredig uit te breiden?