Door: Mette Vreeken en Joram Schollaardt

“Er is eigenlijk nauwelijks aandacht voor lobbyisten, omdat ze weinig problemen geven”, vertelt Ariejan Korteweg als hij langskomt bij WKPA om het te hebben over de lobbysector. Korteweg is politiek verslaggever van de Volkskrant en tevens – met Eline Huisman – auteur van het vorig jaar verschenen boek Lobbyland: de geheime krachten van Den Haag.

Zelfreflectie in de lobbysector

“Wij wilden in ons onderzoek naar de lobbysector allereerst weten hoe de lobby in Den Haag eigenlijk werkt”, vertelt Korteweg. Tot voor kort was de journalistieke belangstelling voor de lobbysector bijna geheel afwezig. De discussie rondom de Haagse lobby laaide weer even op met de afschaffing van de dividendbelasting, maar dat is typerend voor berichtgeving rondom deze sector: “Er wordt alleen over lobbyen geschreven als het misgaat”.

Korteweg is geïnteresseerd in deze tamelijk ongrijpbare sector. Daarom sprak hij met verschillende lobbyisten over hun vak en hun ervaringen. De medewerking die hij kreeg vond hij opmerkelijk. “Zij vonden het interessant om te vertellen over hun vak, en tegelijkertijd zagen sommigen het als een uitgelezen kans voor een stukje zelfreflectie: kan het door de beugel wat ik doe? Is de lobby die ik voer wel maatschappelijk verantwoord?”. De grote lobbykantoren in Den Haag willen weten waar de grens ligt. Ze willen koste wat het kost een nieuwe Ben Bot-affaire zien te voorkomen.

Vinger op de zere plek

Niet alleen journalisten hebben weinig interesse in de lobbysector. Ook de politiek in Nederland heeft nauwelijks oog voor lobbyisten. De discussie rondom deze beroepsgroep is volgens Korteweg politiek geneutraliseerd. “Tegen lobbyen in de landelijke politiek wordt nauwelijks bezwaar gemaakt”. Het lijkt algemeen geaccepteerd dat er nu eenmaal gelobbyd wordt in de politieke wandelgangen.

Met het imago van de Haagse lobby is het dus helemaal niet zo slecht gesteld. “Het woord kent geen negatieve bijklank, ook niet in de lobbydebatten die ik de afgelopen jaren heb meegemaakt.” Zelfs de SP ziet de toegevoegde waarde van lobbyisten. “Ronald van Raak van de SP is de enige die heeft gezegd dat zijn kamer lobbyvrij moet zijn”, vertelt Korteweg. “Dat gaat natuurlijk nooit gebeuren. In de kamer naast Van Raak ontvangt zijn partijgenoot Lilianne Marijnissen ondertussen de vakbonden, die komen daar natuurlijk ook omdat ze iets willen.”

Met dit voorbeeld legt Korteweg de vinger op de zere plek. “Het lastige bij lobbyen is dat wanneer iets qua gedachtegoed dicht genoeg bij jou ligt, dat niet wordt gezien als lobbyen”. Zo vertelt Korteweg dat Renske Leijten van de SP weleens toegaf dat ze een bezoek van een zorgverzekeraar heel anders ervaart dan die van een patiëntenvereniging. “Je kan niet zeggen dat het verkeerd is, de SP komt tenslotte op voor de patiënten. Maar de patiëntenvereniging heeft ook belang bij zo’n bezoek”.

De initiatiefnota Lobby in Daglicht van voormalig PvdA-Kamerleden Lea Bouwmeester en Astrid Oosenbrug heeft wel bijgedragen aan een zekere mate van transparantie in de Haagse lobby. Zo is er een afkoelperiode voor bewindslieden ingesteld en wordt hun agenda openbaar gemaakt. Korteweg vindt het wel jammer dat Bouwmeester en Oosenbrug de nota pas aan het einde van hun termijn presenteerden. Nu is deze toch enigszins in vergetelheid geraakt terwijl de nota veel meer los had kunnen maken. De timing had wellicht beter gekund.

De burgerlobbyist

Korteweg maakt onderscheid tussen drie vormen van lobby. De eerste vorm is de lobby van de klassieke soort. Het zijn de lobbyisten die hun weg in de Haagse wandelgangen geruisloos weten te vinden. Ze zijn praktisch onderdeel van het meubilair en gaan heel systematisch te werk. Dan zijn er degenen voor wie lobbyen geen dagelijkse bezigheid is, maar die zich soms op dit terrein wagen. Hen noemt Korteweg de practitioners. Ten slotte zijn er burgers die zich inzetten voor een publieke zaak, de burgerlobbyisten.

Korteweg stelt echter dat deze laatste vorm nauwelijks herkend wordt. Dat terwijl de burgerlobbyisten tegenwoordig een stuk steviger in hun schoenen staan, mede omdat de politiek toegankelijker geworden is. “Politici zijn hun hachje niet langer zeker. Vroeger wist je nog als politieke partij hoeveel zetels je ging halen, nu weet je niet eens zeker of je vier jaar blijft zitten”, stelt Korteweg. Met een beetje inspanning kan je als burgerlobbyist dan ook vrij snel doordringen tot de politiek. “Omdat de politieke verhoudingen zo snel veranderen, is het voor burgerlobbyisten veel makkelijker geworden de politiek te bereiken.” Korteweg noemt de lobby tegen de datasleepwet als typisch voorbeeld van een succesvol agenderende burgerlobby.

Twitterende politici

De toegankelijkheid van politici valt ook te verklaren door de komst van social media. Hoewel deze media al zo’n tien jaar bestaan, moeten politici enorm wennen aan de impact ervan. “De reactiesnelheid van politici is enorm groot. Alle Twitter- of Whatsappberichtjes slaan meteen aan”, meent Korteweg. “Het is een rolverdeling die we zelf kiezen.”

Korteweg vindt de toegenomen invloed van social media niet perse een positieve ontwikkeling. Zodra er iets op Twitter verschijnt, heeft dat namelijk direct gevolgen. “Neem bijvoorbeeld de genderneutrale kinderkleding bij de Hema. Het is volstrekt belachelijk dat de helft van de Kamer hier destijds zo druk mee was.” Korteweg hoopt dan ook dat de berichtgeving op social media over een aantal jaar wat meer gefilterd is en dat Kamerleden wat minder snel op de kast gejaagd zijn. “Deze vorm van politiek vreet veel energie en leidt niet perse tot beter beleid.” Het zou volgens Korteweg beter voor de temperatuur in ons land zijn als politici hiermee stoppen.

Sommige politici zetten social media heel effectief in om zo hun achterban te bereiken. Zeker partijen die systematisch van de macht uitgesloten zijn, of hier bewust voor hebben gekozen. Hetzelfde geldt voor overigens voor de lobbysector. “De drempel om Kamerleden of politici in het algemeen te benaderen, is met social media een stuk lager.”

De lobbypiramide  

In zijn onderzoek naar lobby is het Korteweg gaandeweg duidelijk geworden dat échte lobbyisten degenen zijn die zichzelf geen lobbyist noemen. Het zijn degenen die aan mogen schuiven bij de formatietafel: VNG, burgemeesters, topambtenaren, adviescolleges, enzovoorts. “Deze instellingen hebben ook allemaal belangen en worden op hun beurt weer belobbyd. Het is eigenlijk een soort piramide.” Het klassieke lobbytraject, dat al begint bij partijprogramma’s, zal volgens Korteweg niet snel veranderen. “Den Haag wíl ook niet dat het verandert. Het is onderdeel van de Haagse mores”, stelt Korteweg. “Wat wel verandert is dat partijen minder consistent worden.”

Als voorbeeld noemt Korteweg het vertrek van Pieter Duisenberg uit de Kamer, een half jaar nadat hij gekozen was. . “Als volksvertegenwoordiger doe je een belofte aan de kiezer, lijkt me. Duisenberg vond van niet.” Volgens Korteweg zal geen Kamerlid openlijk zeggen dat zijn vertrek niet door de beugel kan. Zulke uitspraken kunnen ooit tegen hen gebruikt worden, mochten ze ooit eenzelfde overstap willen maken. “Een vertrek naar een organisatie die ‘de publieke zaak dient, wordt nog wel eens door de vingers gezien. Een overstap naar het keiharde bedrijfsleven, zoals het vertrek van Bart de Liefde naar Uber, wordt daarentegen veel minder geaccepteerd.”

Eerlijke lobby

Volgens Korteweg moeten we er geen doekjes om winden: lobby ís belangenbehartiging. “Lobbyisten zijn zich heus wel bewust van het grotere belang, maar het is niet in hun voordeel om dit belang te behartigen.” Liegen zullen lobbyisten niet snel, stelt Korteweg. “Dat betekent trouwens niet dat ze de hele waarheid spreken. Ze zullen willens en wetens delen weglaten”.

Korteweg lijkt niet overtuigd dat er zoiets als eerlijke lobby bestaat. Maar, volgens hem betekent dat niet dat lobbyisten vrij spel hebben. De verantwoordelijkheid voor de lobbysector ligt echter niet bij lobbyisten zelf, maar bij de overheid. Een voorbeeld van een goede maatregel voor enige regulering in de lobbysector vindt Korteweg bijvoorbeeld het zogenaamde ‘lobbyverbod’. ”Door dit verbod is het voor ministeries niet toegestaan om met ex-bewindspersonen in gesprek te gaan die lobbyen voor instanties op het beleidsterrein van de voormalige minister of staatssecretaris.” De verantwoordelijkheid ligt hiermee niet bij de ex-bewindspersoon, maar bij de overheid.

Overigens zet Korteweg zijn vraagtekens bij de carrièreswitch van ex-bewindspersonen naar een functie in de lobbysector. “Qua vakkennis valt het te begrijpen, maar qua belangen niet.” Volgens Korteweg is het mogelijk dergelijke overstappen te voorkomen, door bijvoorbeeld het wachtgeld voor oud-ministers en -staatssecretarissen te verhogen. “Daarmee garandeer je een bepaalde mate van onafhankelijkheid bij parlementariërs.” Er is echter geen politicus die hardop zal pleiten voor een groter budget voor het parlement. “De heersende regel is nu eenmaal: het parlement moet zo goedkoop mogelijk”. Een slechte zaak, volgens Korteweg. “Het Nederlandse parlement is een van de goedkoopste van Europa, terwijl we een van de rijkste landen zijn.” Dat komt de politiek volgens Korteweg niet ten goede. Hij pleit dan ook voor een verdubbeling van het budget, om de slagkracht van politici te vergroten. Het wordt alleen nog afwachten welke politicus zich voor deze lobby durft in te zetten.

Ariejan Korteweg is politiek verslaggever voor de Volkskrant. Eerder was hij correspondent in Parijs en adjunct-hoofdredacteur voor dezelfde krant. Samen met collega Eline Huisman schreef hij het boek Lobbyland: de geheime krachten van Den Haag

Syp Wynia tijdens het symposium 'Lobbying for Change'