De wereld staat versteld. Geert Wilders is erin geslaagd om de PVV met 37 zetels de grootste partij van Nederland te maken. Voor het eerst sinds 2006 kwam de VVD niet als grootste uit de bus. Dilan Yesilgöz bleef steken op 24 zetels. Ook het linkse blok van Frans Timmermans eindigde op 24 zetels. 

De winst van de PVV was in feite een optelsom van factoren en omstandigheden. Allereerst was Wilders een van de weinige vertrouwde gezichten in een speelveld vol nieuwelingen. Dan was het voor het eerst in meer dan 10 jaar dat de PVV serieus in beeld was als coalitiepartij, voornamelijk dankzij de toenadering vanuit de VVD. Migratie is succesvol neergezet als het verkiezingsthema. Debatten over de aanpak van woningnood liepen bijvoorbeeld steevast uit op een discussie over migratie.  Een terrein waarop Wilders sinds jaar en dag issue owner is. Combineer dat met een roep om vernieuwing na een impopulair kabinet, twee nieuwe partijen (BBB en NSC) die niet op niveau bleken en een andere uitdager (Timmermans) die grote weerstand oproept bij veel kiezers. Het is duidelijk: de stand van de sterren was zeldzaam gunstig voor Geert. 

Goed beschouwd heeft Yesilgöz het paard van Troje binnengehaald door de deur naar de PVV zo nadrukkelijk open te houden. In een slotoffensief kwam ze nog met de weigering mee te doen met een kabinet onder premier Wilders. Een positie die de VVD inmiddels geconsolideerd heeft door zich vooralsnog slechts beschikbaar te stellen als gedoogpartij voor een rechts kabinet. 

Voor verenigd links zijn de druiven zuur. Tuurlijk, GroenLinks/PvdA heeft flinke zetelwinst geboekt. Iets waarin weinig fusiepartijen slaagden bij hun debuut. Maar de totale progressieve stem is geslonken tot vijftig van de 150 Kamerzetels. De gok was dat Timmermans zou bovendrijven als logische premierskandidaat qua ervaring en bekendheid. Zowel de aantrekkingskracht van de lijsttrekker als de steun voor het eigen programma zijn in het linkse kamp overschat. De strategische stem van de laatste dagen maskeert de crisis op links nog enigszins. 

Voor de junior coalitiepartijen liep het opnieuw uit op de inmiddels traditionele blood wedding. CDA en D66 verloren zo’n twee derde van hun aanhang. Bij BBB en NSC wisten ze woensdagavond niet of ze moesten huilen of lachen. Jazeker, flinke winst –  maar toch tegenvallend na de Provinciale Statenverkiezingen (Caroline) van maart en de daverende entree in de peilingen eind augustus (Pieter). Beide CDA-spin offs zitten echter in een strategisch sterke uitgangspositie, aangezien de Grote Drie met geen mogelijkheid samen kunnen. NSC in de Tweede Kamer en BBB in de Eerste zijn onmisbaar voor elk kabinet dat nu volgt. 

Ploegjaar

En zo begon donderdagochtend 23 november het politieke ploegjaar met de kabinetsformatie. Geert Wilders heeft de onbekende senator Gom van Strien in de wei gestuurd als verkenner. Kijken we iets verder in de toekomst, dan lijkt de BBB een prooi gewillige partner voor een anti-immigratie en anti-natuur coalitie. Maar dan komt het pas. Gaat Omtzigt daarin mee? Veel hangt af van de grondwettelijke opstelling van Wilders. Is hij daar royaal in, dan zou het best snel kunnen gaan. Frans Timmermans zal voorlopig op de reservebank moeten plaatsnemen. De oppositie lonkt voor GroenLinks/PvdA.  

Invloed in beweging

Ongeacht hoe de formatie afloopt: het is duidelijk dat invloed verandert nu de macht verandert. De afgelopen dertien jaar fixeerden alle Haagse lobbykantoren zich vooral op VVD, CDA en D66. Verkoop je boodschap maar met een beroep op vestigingsklimaat, klonk het standaard advies. Neem voor de zekerheid een gematigd progressieve partij mee als backup. Invloed liep altijd door het midden. 

In de nieuwe Kamer zitten om te beginnen drie winnaars waarvan weinigen de gebruiksaanwijzing in handen hebben. De PVV is bepaald geen nieuwkomer, maar de fractie staat bekend als onbenaderbaar. Kamerleden zijn gebonden aan strikte kadaverdiscipline en krijgen weinig ruimte om zelf de koers te bepalen binnen hun portefeuille. Zie daar maar eens tussen te komen als lobbyist. 

Inhoudelijk zijn NSC en BBB op vele punten nog een ongeschreven boek. Maar bij wie moet je wezen? Veel nieuwe, vaak onbekende Kamerleden cirkelen in de dampkring rond Van der Plas en Omtzigt. Hoeveel ruimte ze krijgen, is nog onzeker. 

NSC beschikt over een flinke dosis natuurlijke aversie tegen maatschappelijke organisaties en belangengroepen. Zij waren volgens Omtzigt de afgelopen jaren onderdeel van het probleem met het bestuur. Te veel akkoorden, te veel invloed voor lobbyisten zonder duidelijke achterban, te veel uitholling van het primaat van het parlement. Zie daar maar eens overheen te komen met een lobbyboodschap. 

Natuurlijke meerderheden

Dan geldt ook bij deze Kamer de wet van de natuurlijke meerderheden. Hierover hebben we bij Wallaart & Kusse in het verleden al vaker geschreven. Die luidt dat bij standpunten die normaal gesproken bij een vrije stemming de meerderheid in de Kamer zouden halen, meestal in een coalitieakkoord belanden. Partijen kunnen natuurlijk tegen de natuurlijke meerderheid een afspraak uit het vuur slepen. Maar dat kost politiek kapitaal en blijft daarom vaak tot een enkel punt beperkt. 

Het nieuwe parlement kent nu een uiterst rechts blok van gewapend beton, dat een derde van alle zetels beslaat. Op sociaal-economische onderwerpen is de natuurlijke meerderheid vaak diffuus. Maar rond hete hangijzers als migratie, stikstof en klimaat slaat de balans sterk naar rechts door. Voor GroenLinks/PvdA en D66 resteert er dan weinig ruimte voor constructieve oppositie. Afgaande op de natuurlijke meerderheden, tekent zich een periode van strijd af, waarbij het rechtse blok meestal makkelijk de doorslag geeft. 

Een (gedoog-) coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB zou in de Kamer op een comfortabele meerderheid van 13 zetels kunnen leunen. In de senaat komen ze er 7 tekort. Dat valt te overzien, met een ruime beschikbaarheid aan potentieel rechts stemvee in de vorm van SGP, JA’21 en FVD. De ene 50Plusser heeft al aangekondigd naar de NSC te willen overlopen. Dat zal leiden tot voortdurende strijd in het parlement, waarbij de uitslag vooraf vaststaat.

Een eventueel coalitieakkoord zou steunen op een opzichtig pakket van immigratiebeperkingen. Een streefgetal, iets over het verdrag van Dublin en het uitzetten van overlast gevende veilige-landers, de invoering van twee vluchtelingen statussen en het schrappen van de spreidingswet. Lagere belasting op gas en iets met het eigen risico voor tastbare verbetering van de bestaanszekerheid. Wellicht wat bestuurlijke vernieuwing in de categorie kiesstelsel en referenda. Op het vlak van klimaat en stikstof zal de coalitie minder over doelen spreken en meer over middelen. Gas geven met kerncentrales en op de rem bij windmolens en zonneparken. Geen akkoorden met schier onuitputtelijke fondsen, maar losse maatregelen via het parlement. Strenge begrotingsdiscipline met harde bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, cultuur, de publieke omroep. Geen onderwijshervormingen, maar het vooropstellen van taal en rekenen. Wat symboolpolitiek in de vorm van geen hoofddoekjes bij de politie, minder Engels op de universiteit. Geen verhoging van het gemeente- en provinciefonds, maar gericht de regio paaien met spoorlijnen, bredere snelwegen en dijkverhoging. 

Vooruitzichten maatschappelijke organisaties

Het is bepaald niet nieuw dat de Nederlandse politiek in meerderheid overhelt naar rechts. Alleen in 1998 was er sprake van een 75-75 balans in de Tweede Kamer. Voor de rest: altijd meer confessionelen, liberalen en populisten dan groenen en sociaaldemocraten. 

Veel organisaties die traditioneel sterke banden hebben met linkse partijen hebben desalniettemin in het verleden vaak goede beleidsresultaten geboekt. De klimaatbeweging, ontwikkelingsorganisaties, de wereld van kunst en cultuur, natuurclubs, altijd slaagden ze erin om steun te krijgen voor hun doelen en ambities. Ze deden dat door het midden, gesteund door de corporatistische context van het poldermodel. Je sluit een akkoord met breed draagvlak en legt dat voor aan de politiek als offer you can’t refuse

Zo zal het hoogstwaarschijnlijk niet meer gaan de komende jaren. De route via het midden is gedwarsboomd, nu die niet meer nodig is voor meerderheden. Met akkoorden en fondsen buiten het parlement heeft Wilders niets, Omtzigt evenmin. Ook organisaties met warme connecties met rechtse partijen zal dat de nodige aanpassing vereisen.  

Valt er dan niets te bereiken? Zeker wel. Maar het zal gepaard gaan met strijd. De nieuwe coalitie zal gevoelig zijn voor issues die spelen in het publiek debat. Met een minder vaste ideologische basis zullen partijen bovengemiddeld gevoelig zijn voor ophef, discussie en boze burgers. 

Daarbij zullen maatschappelijke organisaties gewantrouwd worden als proxy’s voor hun achterban. Eens te meer zullen ze hard structure tests moeten doen om te bewijzen dat ze echt staan voor iets groters dan de medewerkers van het landelijk hoofdkantoor. Demonstraties, petities, acties – organisaties zullen harde getallen op straat moeten brengen als ze barsten willen slaan in de coalitie. 

Met een geraffineerde kernboodschap over het vestigingsklimaat gaan beïnvloeders het niet meer redden. Het komt aan op de noeste arbeid van bottom-up community organizing. Dan kunnen de veranderaars zelfs in de wereld van Wilders mensen versteld doen staan.