‘We moeten opletten dat we iedereen blijven meenemen in het lokaal bestuur.’
Gemeenteraadslid, wethouder, burgemeester, Kamerlid, staats-secretaris en minister. Marja van Bijsterveldt (CDA) heeft een groot aantal politieke functies vervuld, zowel op lokaal als op nationaal niveau. Tino Wallaart interviewde Van Bijsterveldt over haar huidige baan: burgemeester van Delft.
Een belangrijke verandering die ik in mijn tijd in het lokaal bestuur heb meegemaakt is die van een monistisch bestel naar een dualistisch bestel. Ik vertrok rond de invoering van het dualisme naar Den Haag en terugkomend in het lokaal bestuur merk ik dat het echt een verandering teweeg heeft gebracht.
Zelf was ik niet zo’n voorstander van dualisme. In het monisme was het college meer een soort dagelijks bestuur van de raad, het was allemaal wat gemoedelijker. En dat past mijns inziens prima bij het lokale niveau. De verschillen van zienswijze op lokaal niveau zijn immers vaak niet zo groot, dat maakt niet uit of je nou in Schipluiden, Delft of Almere kijkt. Maar het werk is wel veranderd door die omslag. De raad heeft een heel eigen circuit gekregen van processen en procedures, behoorlijk tijdrovend naar mijn idee. De controlerende kant van het werk is belangrijker geworden, meer papier, rapporten dan vroeger.
Tegelijkertijd is het lokaal niveau in de periode dat ik eruit ben geweest relevanter geworden. Er zijn veel meer taken bij gekomen. De grote decentralisaties, maar ook voor wat betreft de echte maatschappelijke vraagstukken. Uitdagingen waar we nationaal over spreken, zoals het voorkomen van tweedeling, het verbinden van groepen mensen, maar ook zoiets als het versterken van een innovatie-economie, het speelt zich in belangrijke mate af op lokaal en regionaal niveau. Dáár moet het dan ook gebeuren. Gemeenten en regio’s moeten daartoe qua bevoegdheden en financiën in hun kracht geplaatst worden. Overigens zie je gelukkig een groter besef van onderlinge afhankelijkheid op regionaal niveau. Gemeenten kijken meer buiten hun eigen grenzen, werken veel samen.
Ondertussen zijn veel dingen ook hetzelfde gebleven. Veel mensen zitten dicht bij het vuur met hun eigen netwerken. Dat zie je zowel in een dorp als in een stad. Misschien wel meer op individuele basis vandaag de dag. Belangen worden minder samengebald in instituties. Daar schuilt wel een gevaar in, namelijk dat een kleine groep succesvol haar belangen behartigt, terwijl het circuit voor grote groepen, mensen die het minder makkelijk bij kunnen benen, niet toegankelijk is. We moeten opletten dat we iedereen blijven meenemen in het lokaal bestuur.
Het gevaar van dit soort insider-outsidertegenstellingen is dat je als stadsbestuur te snel vooruit spurt. Je moet heel goed opletten dat je niet alleen aandacht hebt voor ontwikkelingen die relevant zijn voor de strategie van de stad. Je moet ook naar de gewone inwoner blijven kijken. Doe je dat niet, dan krijg je een stad van twee snelheden. Dat risico is levensgroot. Voor veel mensen in en om het lokaal bestuur is een – vervelende term – elitair netwerk en contacten wel handig en comfortabel. Maar er is zoveel meer. Overigens merk ik dat je via social media zoals Facebook en Twitter wel makkelijker contact kunt maken met mensen die je anders niet zo snel zou treffen. Die kansen moeten we als gemeenten goed benutten.
Ook de raad kan in veel gemeenten nog een betere representatie vormen van de bevolking. In Delft hebben we in al meerdere keren in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen een oproep gedaan of mensen actief wilden worden in de Delftse politiek. We kregen afgelopen voorjaar zo’n 120 aanmeldingen van mensen die tot dan toe niet actief bij de politiek betrokken waren. Via loting is een groep van vijftig mannen en vrouwen geselecteerd voor een cursus over lokale politiek. Daarnaast hebben we vanuit de griffie een soort matching-markt georganiseerd voor alle politieke partijen om kennis te maken met deze mensen. Zo bevorderen we dat niet alleen de usual suspects in de raadsbankjes belanden en dat lukt: van de huidige gemeenteraad is zo’n veertig procent via de eerdere oproepen in contact gekomen met de politiek.
Raadswerk is – ondanks de vergoeding – toch ook vrijwilligerswerk. Ik ben van de school die vindt dat je het dan ook een beetje gezellig moet maken, moet werken aan een goede teamspirit. Vroeger hadden we hier na de raadsvergadering een borrel in het stadhuis. Die is onder het motto ‘dat kunnen we toch niet maken’ afgeschaft. Dat noem ik echt verkeerde zuinigheid. Het mag best wat kosten, mensen die zich in hun vrije tijd inzetten voor de stad.
Ik adviseer raadsleden om dicht bij de reden waarom ze in de raad wilden te blijven. In een fractie heb je een goede balans nodig tussen de meer strategische types en de volksvertegenwoordigers die meer van de straat zijn, met een sterk netwerk in de samenleving. Dan kun je in de fractie de rollen goed verdelen.
Mijn ervaring is dat wethouders en raadsleden heel aanspreekbaar zijn. Ik raad iedereen aan ze gewoon te benaderen. Even bellen, even sparren, de meeste politici zullen het zeer op prijs stellen. Het kan ook makkelijk. Via Facebook en Twitter staan veel politici en bestuurders rechtstreeks in contact. Het is zeker intensief, maar het lokaal bestuur gaat niet alleen over macht. Het gaat evenzeer over verantwoording en legitimatie. Je moet blijven overtuigen, ‘s ochtends in het college, ‘s middags tijdens een bezoek aan een van de Delftse wijken. Democratie is overtuigen.