24 februari, Emma Moll en Iris Koster
In 2005 besloot Peter R. de Vries met een ambitieus doel mee te doen aan de Tweede Kamerverkiezingen. ‘‘Ik wil geen rol in de marge. In dat geval heb ik niks in de politiek te zoeken en kan ik als misdaadverslaggever meer betekenen,’’ sprak de Vries, die met zijn partij naar steun verlangde van minstens 41 procent van de kiesgerechtigden.
Begin deze maand is bekend gemaakt dat 37 partijen deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen, waaronder een grote hoeveelheid nieuwkomers. Het hoogste aantal deelnemende partijen sinds de Tweede Wereldoorlog. Partijen als BIJ1, Volt en JA21 hopen hun debuut te maken in de Tweede Kamer. Maar hoeveel kans maken deze nieuwe partijen op een zetel? WKPA zoekt het uit!
Om een zetel in de Tweede Kamer te behalen, moeten partijen de kiesdeler halen. De kiesdeler is het totaal aantal uitgebrachte stemmen bij een verkiezing gedeeld door het aantal te verdelen zetels. Bij de verkiezingen van 2017 betekende dit dat een partij 70.106 stemmen nodig had om een zetel te halen. Paul Lucardie, politiek wetenschapper bij het Montesquieu Instituut, vertelt in NRC Handelsblad dat het makkelijker is om een nieuwe partij op te richten dan om met deze partij een zetel in de Kamer te bemachtigen. In de afgelopen twintig jaar is dit maar zeven nieuwe partijen gelukt.
Toch betekent dit niet dat het voor nieuwe partijen onmogelijk is om wel een zetel in de Kamer te bemachtigen. Volgens Lucardie zijn er vijf vereisten voor een partij om succesvol te zijn in de Kamerverkiezingen. Ten eerste is het belangrijk dat partijen genoeg geld hebben om hun partij aan te melden en hun campagne te kunnen voeren. Daarnaast moet een partij interne harmonie hebben, geen ruziënde partijleden of onrust. Zo vonden er de afgelopen maanden verhitte discussies plaats bij Lijst Henk Krol, wat de steun onder kiezers heeft verkleind.
Een andere voorwaarde voor een plek in de Kamer is volgens Lucardie een populaire leider. Partijen als JA21 en Lijst Henk Krol zijn door de bekendheid van hun lijsttrekkers regelmatig aan de talkshowtafels te vinden. Ze lijken hierdoor een voordeel te hebben in aanloop van de verkiezingen. Maar deze media-aandacht kan een vertekend beeld geven van de slagingskans van een partij: publiciteit hoeft niet altijd zetelwinst te betekenen. Lucardie stelt namelijk dat de kans op succes bij de verkiezingen voor nieuwkomers het grootst is, als die zich focussen op één specifiek issue. De ouderenpartijen, de Partij voor de Dieren en Denk zijn uitgesproken voorbeelden hiervan.
Dit verkiezingsjaar is anders dan anders. De coronacrisis domineert de campagnes, debatten en verkiezingsbeloften. Corona-premier Mark Rutte leidt Nederland door de crisis, luidt de veelgehoorde verklaring voor de positie van de VVD in de peilingen. De politieke barometer van IPSOS peilt de VVD op 38 zetels. Achtervolgers staan op vijftien zetels achterstand of meer. Van een tweestrijd om het premierschap is vooralsnog geen sprake. Lastig dus om er een spannende strijd om het premierschap van te maken. Vaak is zo’n tweestrijd goed voor betrokkenen. Rutte versus Samsom, Balkenende versus Bos – het leidde tot eclatante verkiezingsuitslagen voor beide partijen. Als zo’n strijd uitblijft, is er minder reden voor kiezers om strategisch te stemmen op één van de twee. De kans dat kiezers uitwaaieren naar nieuwe partijen, is daarom misschien wel historisch groot.
Met meer partijen in de Tweede Kamer zou de trend van de afgelopen decennia (versnippering, krappe en grillige meerderheden) doorzetten. Dat kan kleine partijen machtiger maken. Een partij als de SGP met z’n drie zetels Tweede Kamer en senaat is de afgelopen jaren regelmatig ‘kingmaker’ geweest voor de coalitie. In ruil voor beeldbepalende concessies aan het orthodox-christelijk gedachtegoed.
Pas na 17 maart zal blijken welke partijen een zetel in de Kamer hebben bemachtigd en wie de grootste wordt. Dat laatste lijkt een gelopen race. Maar bij die eerste vraag is er nog volop ruimte voor de nazaten van Peter R. de Vries om een zetel in de kamer te bemachtigen.