Door Bob van Eenennaam
De Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet, de Wet natuurbescherming en de Spoedwet wegverbreding, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Maar liefst 26 wetten worden vanaf 2021 opgeslokt door de zogenaamde Omgevingswet. Dit moet voor meer samenhang zorgen in het ruimtelijke beleid. Maar het doel van deze mega-operatie is ook minder en eenvoudiger regels. Zodat er bijvoorbeeld makkelijker gebouwd kan worden.
Ruimtelijke plannen, bouwen, infrastructuur en natuur – stuk voor stuk zaken waarover met name provincies en gemeenten gaan. Edward Stigter is directeur leefomgeving van de VNG, de koepelorganisatie van gemeenten in Nederland. In zijn vorige functie op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu stond hij aan de wieg van de Omgevingswet. Stigter bereidt gemeenteland voor op de nieuwe wet.
“De nieuwe wet geldt voor alles wat je buiten kunt zien,” vat Stigter kernachtig samen. Er verandert nogal wat voor gemeenten, provincies en het Rijk. “Als eerste veranderen de bestaande instrumenten zoals bijvoorbeeld het bestemmingsplan. Dat is nu nog een belangrijk instrument voor de ruimtelijke ordening.” In Nederland hebben we nu zo’n 50.000 bestemmingsplannen verdeeld over alle gemeenten. Met de komst van de Omgevingswet krijgen ze een nieuwe naam: het omgevingsplan. “Daaronder gaat eigenlijk alles vallen wat je als gemeente wil regelen op het gebied van milieu, ruimtelijk bouwen en water. Ook de plaatselijke regels, voor parkeren of het kappen van bomen, vallen straks onder het omgevingsplan,” aldus Stigter.
Op het oog leidt de Omgevingswet tot een verregaande vereenvoudiging. Ga maar na: het aantal algemene maatregelen van bestuur, een soort onder- wetjes, gaat straks van 60 naar 4 stuks. Van de 100 ministeriële regelingen blijven er uiteindelijk slechts 10 over. Dat ruimt op – en leidt eveneens tot een aanzienlijke, inhoudelijke reductie van regels op het terrein van water, lucht, bodem, natuur, infrastructuur, gebouwen en cultureel erfgoed. Het Rijk probeert op deze manier het besluitvormingsproces te versnellen, de bureaucratie te verminderen en de participatie te bevorderen.
Maar voorlopig hebben gemeenten en provincies er maar druk mee. Voor de invoering van het Omgevingsrecht moeten gemeenten kennisoverdracht organiseren, hun digitale systemen aanpassen en – last but not least – een cultuuromslag bewerkstelligen. De voorbereidingen zijn in volle gang en er lopen talloze experimenten. “Ook lobbyisten moeten zich realiseren dat de nieuwe Omgevingswet veranderingen met zich meebrengt,” zegt Stigter.
“Lobbyisten dienen vaak een één-dimensionaal belang. Je komt bijvoorbeeld op voor de belangen van Natuurmonumenten bij het loket dat gaat over natuurbeleid. Maar straks komt deze lobbyist bij een overheid met een veel breder, samenhangend instrumentarium. Wil je bijvoorbeeld iets met de energievoorziening, dan moet je jezelf verhouden tot alle andere belangen die binnen het omgevingsplan daarmee te maken hebben. Je kunt als lobbyist niet meer gaan voor één issue. Je moet de kunst verstaan van het verbinden van jouw onderwerp met andere opgaven die spelen bij gemeenten en provincies.”