Door Syp Wynia
Het zal u misschien verbazen, maar ik ben mijn leven zo’n beetje begonnen als lobbyïst. Of in ieder geval als fundraiser. Ik was goed in het binnenhalen van subsidies. Mijn omgeving noemde mij wel ‘Sypsidie’. Er waren er ook die mij ‘Adje Kissinger’ noemden, omdat ik niet slecht was in het bespelen van autoriteiten: zacht als het kon, hard als het moest. En vaak allebei.
Nee, lobbyen – vertel mij wat.
Er is natuurlijk ook niet bijster veel tegen lobbyen. Sterker nog: lobby is zo oud als het eerste stamhoofd. Als iemand het voor het zeggen heeft en de ander denkt daar beter van te kunnen worden dan begint de lobby. Zo krijg je een overheidsopdracht, zo krijg je een vergunning, zo krijg je wetgeving waar jij misschien wel meer beter van wordt dan de concurrentie, zo haal je subsidies en belastingkortingen binnen.
Mijn probleem met lobby in Nederland is, dat die groot is, mogelijk groter dan de democratie. Dat de macht in Nederland een kwestie van insiders is, met vele outsiders die geen toegang hebben tot de voorrechten en voordelen van de toegang tot de macht, die de insiders wel is gegund. En vaak is het geen kwestie van gunnen, maar kopen. Je hebt in Nederland namelijk een kaste van insiders die te koop is.
Ik ben dat in 2005 ‘lobbycratie’ gaan noemen, als tegenhanger van ‘democratie’. Ik deed dat in het kielzog van het allereerste landelijke referendum dat in het Nederlandse koninkrijk is gehouden. Tot verbijstering van de beheerders van de gevestigde belangen stemde een ruime meerderheid van de in ruime getale opgekomen Nederlandse kiezers tegen de Europese grondwet. En dat terwijl iedereen die er in Nederland een beetje toe samen met alle lobbygroepen die er een beetje toe doen hadden opgeroepen om voor die Grondwet te stemmen. Het referendum van 2005 was een ondubbelzinnige afwijzing van wat de macht in Nederland goed vindt voor het volk van Nederland. Het was daarmee ook een afwijzing van de macht zelf.
Die macht wordt in Nederland getekend door consensus, korte lijnen en de tamelijk onomstreden belangenverstrengeling die ik ‘lobbycratie’ noem. Die lobbycratie kent allerlei vertakkingen, maar de kern bestaat uit politieke benoemingen, uit politici als handelaren in invloed en uit corporatisme. En dat alles is weer ingebed in een eeuwenoude traditie van oligarchie en nepotisme.
Het meest opvallende van dit Hollandse complex is, dat het zozeer afwijkt van het Nederlandse zelfbeeld, dat gewoontegetrouw morele superioriteit uitstraalt. Nederland is moreel superieur aan Duitsland, want dat was fout in de oorlog. Nederland is superieur aan België, want daar begint het zuiden van Europa, waar handjeklap, corruptie en belastingontduiking de regel is. Nederland doet het beter dan de rest en zeker dan de Derde Wereld, maar die wordt dan weer geholpen door Nederland, traditioneel ook royaler dan de rest van de wereld. Nederland Deugt.
Dat weinig zelfkritische zelfbeeld gaat voorbij aan het feit dat er nauwelijks een beschaafd land ter wereld is waar – zoals in Nederland het geval is – noch het hoofd van de staat, noch het hoofd van de regering, noch het hoofd van de steden en gemeenten, noch het hoofd van de regio’s door de bevolking wordt gekozen. Dat betreft uitsluitend politieke benoemingen. 90% van die banen belandt bij leden van de drie traditionele partijen (CDA, VVD, PvdA – in mindere mate D66) die minder dan de helft van het aantal parlementariërs hebben. Veel van die politiek benoemde functionarissen hebben een aanzienlijke portefeuille aan lucratieve ‘toezichthoudende’ dan wel ‘voorzittende’ bijbanen, die in feite lobbyïstenbanen zijn.
Zo netjes en transparant als het Nederlandse zelfbeeld, zo ontoegankelijk is de macht in Nederland voor de outsiders. Wie niet tot de insiders behoort, is kansloos. De enige mogelijkheid om door de ring rond de macht heen te breken, is daartoe een professional in te schakelen. Daar zij er ruwweg twee soorten van: de public affairs professional, die ook wel consultant heet, of lobbyïst.
De tweede categorie personen die behulpzaam kan zijn bij het doordringen tot de macht is de lobbycraat. Dat is een politicus, voormalig politicus of anderszins draaideurpoliticus. Het zijn handelaren in invloed van het soort dat volgens diverse verdragen als strafbare corruptie moet worden beschouwd. Maar Nederland, dat doorgaans alle internationale verdragen enthousiast tekent en graag te boek staat als het gastland van het internationaal recht heeft een uitzondering gemaakt voor ‘handel in invloed’. Die vorm van corruptie wil Nederland ondanks herhaald aandringen niet als strafbare corruptie zien. Cynisch, maar realistisch gezegd: actieve Nederlandse politici laten zich niet het lucratieve werk voor na hun actieve politieke carrière afnemen.
En dus komen voormalige ministers in dienst van een consultancyfirma, voor een veelvoud van hun ministerssalaris. Of ze worden burgemeester of Commissaris des Konings en nemen er al dan niet een lobbyportefeuille bij. Of ze worden als commissaris of lid van een Raad van Toezicht of als voorzitter van een brancheorganisatie of een bundeling daarvan beroepslobbyïst, maar noemen zich ‘bestuurder’. Vaak blijven ze er ook gewoon actief politicus bij, met name als lid van de Eerste Kamer. Veel van die hooggeachte volksvertegenwoordigers zijn van beroep lobbyïst en er is geen haan die er naar kraait dat ze hun eigen ongewenste wetgeving kunnen wegstemmen. Een oud-burgemeester zorgde er in de Eerste Kamer voor dat er geen gekozen burgemeester kwam. De hoogste lobbyïst van de bouwsector – een voormalige premierskandidaat van de grootste partij – was ook voorzitter van de Eerste Kamerfractie van zijn partij. Enzovoorts, enzovoorts. Het is bekend, maar er is nauwelijks iemand die zich er druk over maakt.
De lobbyratie is ook ingebakken in wat sinds twintig jaar borstklopperig ‘de polder’ wordt genoemd. Dat is een ander woord voor het corporatisme dat vooral na de Tweede Wereldoorlog ingebed is in het Nederlandse staatsbestel. Nederland is zodoende geen reguliere parlementaire democratie, maar een polderdemocratie: in voorkomende gevallen worden parlementsbesluiten gedicteerd door een kongsi van belangengroepen als die er in geslaagd zijn hun onderlinge belangentegenstellingen te boven te komen, ook als die overeenkomst betaald moet worden door de staat of de burgers.
Na de Tweede Wereldoorlog kregen de ondernemersclubs en de vakbonden gezamenlijke instellingen en privileges, die vooral over arbeid, lonen, sociale zekerheid en andere collectieve voorzieningen gingen. Hun macht wisselt, afhankelijk van hun onderlinge overeenstemming. Samen zorgden ze er voor dat de regeling voor zieke werknemers de meest succesvolle ter wereld werd. Geen land was zo ziek als Nederland, de samenleving betaalde de prijs.
De laatste decennia is het corporatistische model verder uitgebreid, naar terreinen die niet direct met de arbeidsvrede van doen hebben. Eerst werden natuur en milieu, en aan de hand van het klimaat ook energie onderdeel van polderbesprekingen, buiten het parlement om.
Het fameuze ‘Energieakkoord’ van 2013 is een typisch voorbeeld. Tientallen belanghebbende bedrijven en brancheorganisaties sloten een deal voor duurzame energie waar ze allemaal beter van werden, de rekening van tientallen miljarden werd vooral bij de burgers – en niet bij de bedrijven – gelegd. Het parlement had er in de praktijk niets over te zeggen.
En in die hele overlegwinkel zaten dan weer tientallen politici en draaideurpolitici, lobbycraten, om de belangen van hun opdrachtgevers te dienen. Een van hen, Ed Nijpels, kreeg van zijn partijgenoot-minister de opdracht om het akkoord verder uit te venten. Het komt van pas dat hij ook lobbyïst is van een van de bekendste voorlichtingsinstellingen op klimaatgebied en bovendien voorzitter van een van de grootste publieke omroepen. In Nederland zijn de lijnen kort.
Dat het zo weinig opzien baart, komt misschien ook omdat Nederland eigenlijk nooit een echt helder, transparant, democratisch land is geweest. Vroeger was het minstens zo erg. We mogen graag doen alsof het Nederland van de Republiek en de Gouden Eeuw één en al licht in de feodale Europese duisternis was. Dat is ook niet helemaal onjuist. Maar een democratie hadden we niet. Sterker nog: het beetje democratie dat er was werd door hereboeren en stadsregenten misbruikt om een nieuw soort feodaliteit – compleet met erfopvolging – in het leven te roepen. De burgemeesters van Amsterdam waren in die tijd ook de grootste ondernemers van de stad. Het zou net zoiets zijn als dat de CEO’s van de Nederlandse banken en multinationals de regering van Nederland zouden vormen. Nou ja, veel scheelt het misschien ook niet.
Syp Wynia is journalist en columnist voor onder meer Elsevier Weekblad. Hij schrijft over de actualiteit op het gebied van politiek, economie en de maatschappij. Wynia staat bekend om zijn scherpe pen, waarmee hij regelmatig zijn vraagtekens zet bij de politieke besluitvorming.