Door: Pieter Veldhuizen
Karin Straus was zeven jaar lang Kamerlid voor de VVD. Als Kamerlid was zij met name actief binnen het onderwijsdossier, onder andere als woordvoerder primair- en voortgezet onderwijs en MBO. Na haar Kamerlidmaatschap keerde zij terug in het bedrijfsleven, als senior consultant voor recruitmentbureau Rieken & Oomen. Toch kroop het politieke bloed waar het niet gaan kon. Als lijstrekker voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 maakte Straus haar comeback. Nu is ze fractievoorzitter van de VVD in de Limburgse Staten.
“Het werk als Statenlid is heel anders ten opzichte van het werk in de Kamer”, geeft Straus aan. “In de Kamer staan de onderwerpen toch dichterbij de belevingswereld van veel mensen en zijn de onderwerpen wat actueler. De provincie gaat natuurlijk over grote thema’s, maar voor de meeste mensen zijn deze wat ongrijpbaarder.”
Toch weten belangenorganisaties Statenleden over het algemeen goed te vinden: “Bewonersgroepen zijn vaak zeer fanatiek als het om ‘ruimtelijke’ onderwerpen gaat zoals duurzaamheid en de energietransitie. Ook natuur- en landbouworganisaties benaderen de Limburgse politiek vaak. Maar het staat in geen verhouding tot mijn tijd als onderwijswoordvoerder. Toen had ik wekelijks het hele onderwijsveld op de koffie.”
“Het verschil is natuurlijk ook dat Statenleden parttimers zijn. Het is een behoorlijke uitdaging dit werk in 1 dag goed te doen en tussen de soep en de aardappels lastige notities tot je te nemen. De thema’s zijn groot en er is veel belastinggeld mee gemoeid. Dat is wel iets om in de gaten te houden.”
Straus vervolgt: “Ik vind het wel belangrijk dat mensen hun vertegenwoordigers goed weten te vinden. Maar het verschil tussen bestuur en politiek is niet altijd duidelijk. Soms sturen burgers een brief naar Gedeputeerde Staten en gaan zij er van uit dat Provinciale Staten deze ook ontvangt. Dat is dus niet het geval. Het is belangrijk dat overheidsinformatie goed toegankelijk is. Overheden moeten een heldere website hebben. Maar ook media kunnen hierin een rol pakken. Soms lees ik in de krant over plannen van GS dat ‘de Limburgse politiek’ iets wil, terwijl PS hier nog over moeten spreken. Dan kan een journalist ook goed aangeven dat er nog een heel proces gaat lopen, waarbij iedereen nog input kan sturen.”
In Limburg vindt op dit moment een bijzonder politiek experiment plaats: een zogeheten ‘extraparlementair college’ staat aan het roer. Er is geen coalitieakkoord maar een collegeprogramma met een aantal uitgangspunten waarbij de betrokken partijen steeds op zoek gaan naar verschillende meerderheden voor hun plannen. Straus: “Het is een bijzondere werkwijze, maar het loopt op zich prima. Notities worden soms bijvoorbeeld niet gelijk ter besluitvorming besproken, maar eerst sonderend. Daardoor wordt er meer gedaan met de input van PS. De keerzijde is dat er veel wordt gemasseerd en de scherpe politieke randjes er soms van af gaan. Maar we zitten pas aan het begin van dit traject. De Universiteit Tilburg doet momenteel onderzoek naar deze manier van besturen, binnenkort krijgen we een eerste presentatie. Ik ben erg benieuwd!”
De provincie hangt in Limburg nauw samen met de regionale identiteit, zo investeert de provincie ook veel in cultuur en onderwijs en treedt zij vaak op als verbindende schakel. Straus ziet dat de regie op bepaalde thema’s ook noodzakelijk is om de vertaalslag te maken van landelijk- naar regionaal beleid: “Daarbij is het overigens van belang dat problemen niet over de schutting gegooid worden. Elke provincie is uniek en heeft andere uitdagingen. Daar moet Den Haag ook rekening mee houden.”
Tot slot denkt Straus dat er ook in de Limburgse lobby richting Den Haag slagen te maken zijn: “We moeten beter de krachten bundelen in plaats van los hetzelfde verhaal vertellen.”